Dalsland, dat is Zweden in het klein. Je vindt in deze kleine provincie eigenlijk alles dichtbij elkaar, wat elders zo ver verspreid ligt: meren, bossen, charmante dorpen, heerlijke zwemplaatsen, wilde dieren, prima mogelijkheden voor wandelen en watersport. En ook ‘de wildernis’ ontbreekt er niet. Het grootste aaneengesloten natuurgebied van zuid-Zweden heet Tresticklan Nationalpark en ligt tegen de Noorse grens.

Tresticklan ligt tegen de Noorse grens en is grotendeels ontoegankelijk voor het publiek. Er lopen geen wegen doorheen. Zo’n 20 km boven Ed verwijst een bord ons een steenslagweg op, richting het park. Na 2,5 km komen we op een parkeerplaats en moeten nog eens zo’n 600 meter lopen om de grens van het park te bereiken. Er is welgeteld één gemarkeerde rondwandeling uitgezet, en een tochtje heen en weer naar de Noorse grens. Wij kiezen voor de vijf km lange rondwandeling.

IJstijd

Het landschap in Tresticklan is gevormd in de ijstijd. Tussen de hompen graniet zijn langgerekte dalen gevormd. Het ijs stuwde alles wat verplaatsbaar was dezelfde kant op. Nu zijn dat meren en veengebieden die rond de klompen graniet liggen. Op de rotsen zie je de kenmerkende krassen die door de ijsstuwing zijn achtergelaten. Zo is een landschap ontstaan dat lijkt op de scherenkust, maar dat wel in het binnenland ligt.

 

De mens als gast

Tresticklan is en was een ontoegankelijk, drassig gebied. Bomen kunnen er op het graniet slecht wortelen en worden daardoor niet erg groot. Oninteressant voor bosbouwers dus. Dat maakt dat er hier al ruim 100 jaar nauwelijks is ingegrepen in de natuur, een unicum dat je eigenlijk alleen nog in Lapland tegenkomt. Sinds 1996 heeft het de status van nationaal park en heeft de natuur vrij spel. Omvallende bomen blijven liggen en bieden voeding en rustplaatsen voor allerlei dieren. De natuur voedt zichzelf en de mens is slechts te gast voor een dag.

 

Op pad

We wandelen aanvankelijk over een goed onderhouden pad, afgestemd op bezoekers die met eigen ogen Zweedse wildernis wil zien. Dat verandert op het punt waar we afslaan voor de rondwandeling. Blijkbaar vertrouwen de beheerders erop dat niet hordes nieuwsgierigen zich in het avontuur storten. De paden zijn smal, de vlonders lijken niet berekend op groepen wandelaars. En toegegeven: die zijn er ook niet.

We volgen de goed gemarkeerde route, dwars door het bos en langs de oevers van meren en veengebieden, zonder ook maar iemand tegen te komen. We pauzeren op onwaarschijnlijk mooie plaatsen, op rotsplateaus die uitlopen in het meer. We schieten niet erg op, 2,5 km per uur is het maximum dat je haalt op deze soms zompige ondergrond. We horen af en toe vogels fluiten en af en toe stuift er een verschrikt weg uit het struikgewas.

 

Wolven en lynxen

Het Nationaal Park maakt onderdeel uit van het territorium van een groep wolven die leeft rond de Zweeds-Noorse grens. Maar als wandelaar zul je deze schuwe dieren niet te zien krijgen. Ze hebben een uitstekend ontwikkeld reukvermogen en mijden de bewoonde wereld  – en de mens in het bijzonder – zoveel mogelijk. De wolf heeft een slecht imago, dankzij roodkapje-achtige verhalen, maar is feitelijk ongevaarlijk. Alleen een wolf in het nauw zal een mens aanvallen. Voor zover bekend doen zich in Zweden vrijwel geen incidenten tussen mens en wolf voor. Het enige wat je van hun aanwezigheid kan merken zijn de pootafdrukken in de modder. Een paar keer denken we die te zien, maar de twijfel blijft. Was iemand hier op stap met een grote hond? Of is het misschien een pootafdruk van een lynx, die hier ook voorkomt?

 

Naar de bewoonde wereld

Na krap 4 uur wandelen komen we moe en voldaan terug bij onze auto. Die brengt ons in 20 minuten terug naar ‘de bewoonde wereld’. Een dagje wildernis, dat is makkelijker te doen dan je denkt!

Praktisch

Dit is een verslag van wandeling 14 uit de gids Wandelen in Dalsland. Kijk op www.wandelenindalsland.nl voor meer informatie. Daar vind je ook de routebeschrijving van deze wandeling.